Onze visie op onderwijs

Jonge Kind

Bij het ondersteunen van het leren bij het Jonge Kind willen wij aansluiten bij de zone van de naaste ontwikkeling (Vygotsky). Tussen het actuele ontwikkelingsniveau van een kind en het hogere ontwikkelingsniveau ligt de zone van de naaste ontwikkeling. Het kind kan door sociale ondersteuning (door volwassene of leeftijdsgenootjes die al in dat ontwikkelingsniveau zitten) op een hoger ontwikkelingsniveau komen. Dit vraagt een actieve houding van de leerkracht. In groep 1 en 2 houdt dit in dat een groot deel van het leren plaatsvindt in de hoeken die ingericht zijn rond het thema dat in een bepaalde periode centraal staat. Door voor te doen en mee te spelen maakt de leerkracht contact en sluit deze aan bij de bestaande mogelijkheden van het kind.

Ook in groep 3 sluiten we aan bij de zone van de naaste ontwikkeling door een deel van de onderwijstijd in hoeken rond een centraal thema te organiseren. Door de hoeken zo in te richten dat kinderen van en met leeftijdsgenoten kunnen ontdekken en leren en er voor te zorgen dat de begeleiding van de leerkracht aansluit bij het actuele ontwikkelingsniveau van het kind, willen wij de kinderen naar een hoger ontwikkelingsniveau brengen.

Oudere Kind

Om ook bij deze leeftijdsgroep aan te sluiten bij de bestaande mogelijkheden van het kind is het noodzakelijk om te investeren in de relatie met het kind. De leerkracht volgt door goed doorvragen het kind, dat zodoende tot een leerervaring komt. Interactie is hierbij belangrijk. De regie van de zelf ontwikkeling ligt bij degene die zich ontwikkelt. Voorlopig willen we dit vooral toepassen in het middagprogramma. In het ochtendprogramma leggen we de basis d.m.v. de vakken rekenen, taal en lezen. In de middag wordt meer thematisch gewerkt. De leerkracht stuurt tijdens de thema’s het denkproces van het kind, zodat het zelf tot een oplossing komt. Het kind krijgt de tijd om het zelf te doen (te ontdekken).

De begeleiding is gericht op het (denk)proces en niet op de prestatie. Het denkproces laten we bij het kind en wordt niet door de begeleider ingevuld. Het kind leert zijn eigen handelen ter discussie te stellen om er van te leren.

Elk kind is hierin uniek om een eigen weg te gaan, een eigen Rode Draad.

Het aanbod bij de thema’s ligt in het gebied wat het kind nog niet beheerst, maar met behulp van de volwassene of leeftijdsgenoot kan ontdekken.

Op deze manier gaan wij uit van eigen creativiteit en mogelijkheden van het kind. Door te onderzoeken en te ontdekken kan het de wereld om zich heen begrijpen en zelf inrichten. Zo helpt het mee de wereld om zich heen vorm te geven.

Ons onderwijs wil het perspectief van de leerling innemen, met welbevinden en betrokkenheid als criteria. We proberen een kind zo uit te dagen dat hij betrokken aan zijn werk is en dat ook blijft.

Deze manier van werken is niet voorbehouden aan een specifiek concept, maar heeft met het mentale model van de leraar te maken.

De basis moet vertrouwen zijn.